Onze gemeente Onze gemeente

Geschiedenis van Minnertsga en de Meinardskerk


De geschiedenis van Minnertsga strekt zich uit over een periode van meer dan duizend jaar. De naam van het dorp komt in 1168 voor het eerst in de Beneficiale boeken voor als: Godefridus van Rhenen bisschop van Utrecht, die tenminste de helft van de kerkelijke goederen van de parochie “Minnersghae”, schenkt aan de frater gilbert van Rudingakerke van het klooster Luntsjerk onder Midlum. Het staat dus vast dat Minnertsga al in 1168 een parochiekerk had. De allereerste kerkjes waren hier in die tijd van hout en met rieten daken. Fundamenten van het eerste tufstenen kerkje, ongeveer 1120, met daarna nog een verlenging, zijn gevonden tijdens de opgravingen uitgevoerd door de Oudheidkundige dienst te Groningen, na de grote brand in juni 1947. De fundamenten zijn gefotografeerd en terug te vinden in de plattegrondtekening van de kerk. De brand verwoestte op de toren en de kale muren na, die wel ernstig waren beschadigd, de gehele kerk. De klok kwam naar beneden en scheurde en is omgegoten in 1952 door de “Klokkengieterij Van Bergen” te Midwolda (Groningen). De klok is weer opgehangen precies 5 jaar na de fatale brand, op 3 juni 1952.

De kerk


De huidige kerk met aan de noordzijde een sacristie, is gebouwd na 1450. In 1669 is deze gesloopt en is de aanhechting nog te zien in de buitenmuur boven het noorder poortje, dat toegang gaf tot de sacristie waar de pastoor de benodigdheden bewaarde voor de erediensten. Naast het poortje is een dichtgemetseld raam met een laag venster die het tegenovergelegen hoofdaltaar verlichtte. Mensen met een besmettelijke ziekte of die geëxcommuniceerd waren konden de mis van buitenaf bijwonen. Het fundament van het hoofdaltaar is tevoorschijn gekomen tijdens de opgravingen en is gefotografeerd. In de zuidmuur zijn 3 dichtgemetselde nissen weer teruggebracht in hun oorspronkelijke staat. In de eerste nis kwam het brood te staan, in de tweede nis de wijn. Tijdens de eucharistie werd het brood gewijd als het lichaam en de wijn het bloed van Christus. Wat er overbleef, werd bewaard in het sacramentshuisje in het koor. In de derde nis (koor) stond een klein Maria-altaar, wat werd gebruikt bij begrafenissen. De rouwdiensten van de landadel geschiedde bij donker. Men ging dan met fakkels in optocht naar de kerk, waar de overledene in een grafkelder in de kerk werd begraven. In de tijd van Napoleon is hier een einde aan gekomen. De in de 18e eeuw dichtgemetselde Gotische toegang, versierd met fraai metselmozaïek en getorste kralen, is met de herbouw (op het beeldnisje na) weer origineel gemaakt.

 

 

Het interieur

Enkele losse onderdelen zijn nog gered uit de reeds brandende kerk. Deze zijn: een driehoekig fronton van een familiebank met daarin gesneden de wapens van Kamstra en Donia; het deurtje van de oude kansel uit 1668; de toegangsdeur tussen voorkerk en kerk; de vier tekstbordjes 1781; 8 Bijbelboeken; enkele schilderijen; foto’s van het Hinsz-orgel en het interieur; een bord met foto’s van oudgediende voorgangers. Een groot verlies was het prachtige monumentale Hinsz-orgel. Bijde herbouw 1951-1955 is het interieur zoveel mogelijk weer teruggebracht in de stijl van voor de reformatie. De kansel is afkomstig ui de gesloten Doopsgezinde vermaning van Blija. aan de voet van de kansel staat het doopvont van steen en marmer, gemaakt door de beelhouwer Meefout uit Amsterdam. Op de sokkel staan de vier evangelistensymbolen: de leeuw, het rund, de adelaar en een engel. Tegen het gewelf van de kerk zijn 11 ornamenten aangebracht met ieder een andere voorstelling. Hier tussen zijn rozetten geplaatst in de hoop hier eens kroonluchters in op te hangen. Twee vrouwenverenigingen n.l.”Wees een Zegen” en “Dorkas” hebben in 1956 de eerste kroonluchter geschonken. Naar dit model zijn in 2002, door gemeenteleden en in samenwerking met machinebedrijf Adema Minnertsga, vier nieuwe kroonluchters gemaakt. De eerste lamp voor het orgel is geschonken door de gezamenlijke vrouwenvereniging “Wees een Zegen” van de PKN.
 

De toren


Met de bouw van de toren is men begonnen op 23 mei 1505, zoals te lezen staat op de rode Bremer dorpelsteen, die links van de ingang in de toren is ingemetseld. Het opschrift van deze gedenksteen is als volgt:


     Doe men screef XVc ende V iaer
     Op Sinte Desiderius dach openbaer
     Toen leten die foechden van Sinte Merten
     Dit werck bestaen toe wercken
     Got laetet doer syn heilige naem
     Vastelick in eeren staen. Amen


De gedenksteen heeft de naam van de heilige vastgelegd waaraan de kerk is gewijd: Sint Martinus, bisschop van Tours (Sancti Martini).
De toren is naar het type van die van Bolsward gebouwd. De drie nauwelijks versneden geledingen zijn praktisch versierd. Slechts de bovenste geleding is verlevendigd door series galmgaten. De onderste geleding had oorspronkelijk alleen een venster. De toegang onder de toren is niet origineel. Toen de bouw van de toren, met een hoogte van meer dan 40 meter, voltooid was, zijn ze begonnen met het verbindingsstuk tussen de kerk en de toren. De toren stond eerst nog los van de kerk. Er was ruimte van ongeveer 3,5 meter, die voor een deel werd opgevuld met de stenen uit de westgevel, omdat deze muur toch niet meer nodig was. Oorspronkelijk had de toren een spits. Deze spits is in 1552 getroffen door de bliksem en te pletter gevallen. Omstreeks 1590 is er een zadeldak op gebouwd. In de westzijde van de toren staat het jaartal 1818. Dit geeft niet het bouwjaar van de toren aan, maar verwijst naar het feit dat het zadeldak toen is gerestaureerd


Het koor

Voorheen was het koor gescheiden van het kerkschip d.m.v. een hoog houten schot. De ruimte werd gebruikt als opslag van benodigdheden voor de begraafplaats en de door kolen gestookte centrale verwarming.
Veel ramen waren dichtgemetsled in de tijd van Napoleo, de kerken moesten belasting betalen naar het aantal geopende ramen.
Met de herbpouw heeft het zijn oude karaktervolle interieur teruggekregen, met zeer goede akoestiek voor koorzang.

 

Het orgel

Het Hinsz-orgel was niet het eerste orgel van de kerk. In 1688 werd door Evert Haverkamp, organist en orgelmaken te Leeuwarden, een gebruikt orgel geplaatst. De oorspronkelijke plaats van dit orgel was de St. Vitus- of Oldehoofsterkerk te Leeuwarden. Na afbraak van deze kerk in 1595 verhuisde het naar de Grote Kerk te Dokkum en van daaruit in 1688 naar Minnertsga. Het heeft hier dienst gedaan tot 1777.
De opvolger was het Hinsz-orgel dat uit een schenking werd bekostigd. Het heeft gedurende 170 jaar in grote lijnen zijn oorspronkelijke karakter behouden. Na de herbouw van de kerk in 1955 kwam de aanschaf van een orgel ter sprake. Men kreeg er lucht van dat er een "afgedankt" orgel beschikbaar was uit de kerk van Welsrijp.
Aan de firma Vaas en Bron werd in 1955 de opdracht gegeven dit orgel te plaatsen in de Nederlans Hervormde kerk van Minnertsga. Het werd verhoogd met een sokkel en een aantal meters vanuit de balustrade geplaatst op de galerij.
Door de heteluchtverwarming raakte het orgel al snel in verval. In 1973 werd een electronisch orgel aangebracht dat tot begin 2000 werd gebruikt. In die tussentijd is de oude kachel vervangen door een warmwaterkachel, waarbij de lucht gecontroleerd wordt verwarmd.
In 1977 werd een royale schenking gedaan door emeritus predikant ds. D. Lekkerkerker. Daarna is er veel werk verricht door de orgelcommissie bij het aanschrijven van fondsen, die veelal met royale bijdragen reageerden. Ook veel gemeenteleden en plaatselijke organisaties droegen bij en eveneens kreeg men een rijkssubsidie.
Daarna kreeg de firma Flentrop orgelbouw te Zaandam de opdracht het orgel te restaureren en te plaatsen op de balustrade.
Vanaf het begin werd het orgel als "zuidelijk" gekwalificeerd. Bij nader onderzoek leidde het spoor naar de parochiekerk van het Belgische Vreren (bij Tongeren). Uiteindelijk werd de orgelbouwer gevonden, Guillaume Robustelly uit Luik en het bouwjaar 1785. In de St. Lmbertuskerk te Helmond staat het tweede, maar gortere Robustelly orgel van Nederland. Met de feestelijke in gebruikname in 2001 bezit de Meinardskerk van Minnertsga één van de meest bijzondere orgels van Noord-Nederland, aldus de orgeladviseur Jan Jongepier.


De renovatie van 2000

Nadat het orgel voor restauratie uit de kerk was verwijder, hebben de kerkrentmeesters besloten de binnenmuren opnieuw te bepleisteren. Veel vrijwilligers hebben hierbij geholpen in een uitstekend onderlinge sfeer.
Met het gerestaureerde Robustelly-orgel en de muren in een nieuwe stijl is de kerk op zondag 28 april 2001 weer in gebruik genomen.
In 2002 zijn de vier nieuwe kroonluchters opgehangen in de kerk. De oude kroonluchter, nadat die was voorzien van electrische verlichting, is opgehangen in de toren.
De verlichting in het gewelf van de kerk is in aangebracht in 2004.

 

 

terug